Geurimpact bij vleeskippenbedrijven - verdere aanpak deputatie Provincie West-Vlaanderen

Artikel
Datum  22.01.2021

Inleiding

De provincie West-Vlaanderen bestelde een studie om de geurproblematiek bij vleeskippenstallen beter in beeld te krijgen. De onderzoeksvraag hierbij was of de modellen (in MER-rapporten, geurstudies en vergunningsdossiers) een goede weergave zijn van de geuruitstoot die in de praktijk te verwachten is?

Aanpak van de studie

De studie werd uitgevoerd op basis van snuffelploegmetingen. Dit is de meest aangewezen methode om de totale impact op de omgeving te bepalen. De gehanteerde methodiek is aanvaard binnen de Vlaamse context. De waarnemingen werden uitgevoerd volgens de code van goede praktijk en als rekenmethode werd IMPACT gebruikt. De studie werd uitgevoerd op verschillende staltypes:

  • Traditioneel (4 stallen)
  • AEA-systeem (5 stallen, waarvan 4 stallen P-6.4.)

Er werd eveneens rekening gehouden met de leeftijd van de dieren.

Resultaten:

De studie levert verschillende resultaten op.

  • Bepaling van een emissiecijfer.
    Er werd een emissiecijfer bepaald voor:
    • globaal voor alle staltypes samen
    • per staltype
    • per weekleeftijd
  • Bepaling van ventilatiedebieten. Dit werd bepaald voor:
    • globaal voor alle staltypes samen
    • per staltype
    • per weekleeftijd
  • Evaluatie van een modellering met globale emissiecijfers en met afzonderlijke emissiecijfers per weekleeftijd

Bespreking van de resultaten

Het ventilatiedebiet uit de studie is lager dan het theoretische cijfer, namelijk 1,73 Nm³/h tov 2,40 Nm³/h (telkens uitgedrukt per dierplaats).Het bekomen emissiecijfer uit de snuffelmetingen bedraagt 1,34 se/s. Het emissiecijfer op basis van olfactometrie bedraagt 0,33 ouE/s. Dit zijn globale cijfers over alle stalsystemen en weekleeftijden heen.

Modelleringen uitgevoerd met het cijfer op basis van olfactometrie (0,33 OUE/s) matchen niet met de ervaringen uit de snuffelmetingen en wijzen op een onderschatting van de geurimpact.

De emissiecijfers van de verschillende stalsystemen liggen vrij dicht bij elkaar. Daar zit niet het grote verschil.

Modellering met 1 globaal emissiecijfer of met een apart emissiecijfer per weekleeftijd, levert niet zo’n grote verschillen op bij de bepaling van het 98-percentiel. Voor de eenvoud is het aangewezen om met het globale emissiecijfer te werken. 

De hoogte van het emissiecijfer heeft de grootste impact op de resultaten van de modellering. Het ventilatiedebiet heeft een veel kleinere impact. In de nota wordt verder gefocust op het emissiecijfer.

Het emissiecijfer

Het emissiecijfer kan per dier of per dierplaats bepaald worden. We kiezen er voor om het emissiecijfer per dierplaats te hanteren. Dit geeft de meest correcte benadering. 1 week voor einde wordt 20% van de dieren uitgeladen. Rekenen met het emissiecijfer per dier op vergunning niveau (dierplaats) zou daarom een foutieve benadering geven. Verder in dit document worden de emissiecijfers per dierplaats weergegeven (tenzij anders aangegeven).

De studie liep over 9 bedrijven. Dit levert een dataset van 126 metingen op. Er is 1 bedrijf met een ventilatiesysteem dat uitsluitend uit lengteventilatie bestaat, zonder luchtgeleidingsbak (of stofbak). Dit is zeer nadelig voor de verspreiding van de geuremissie in de omgeving. Dit werd dan ook vastgesteld bij het uitvoeren van de snuffelploegmetingen. Dit is geen toekomstgericht systeem. Dit is een systeem waaraan de deputatie geen vergunningen meer wenst te verlenen. Het is daarom aangewezen om dit bedrijf niet verder mee te nemen in de evaluatie.
Het globale emissiecijfer zonder dit bedrijf bedraagt 1,22 se/s.

Odourunits en snuffeleenheden kunnen niet zomaar aan elkaar gelijk gesteld worden. De oorsprong van de cijfers berust immers op een andere methode. De beide cijfers worden evenwel in hetzelfde model gebruikt om de geurimpact in de omgeving van het bedrijf te modelleren en het resultaat van de modellering wordt afgetoetst aan dezelfde grenswaarden. De modellering op basis van 0,33 OUE/s en op basis van 1,22 se/s levert een sterk verschillend resultaat op. De modelleringen op basis van de snuffeleenheden wijzen op een grotere geurimpact dan de modelleringen op basis van de odourunits. De twee resultaten liggen ver uiteen.

Niettegenstaande odourunits en snuffeleenheden niet onmiddellijk aan elkaar gelijk te stellen zijn, zou het eindresultaat van de modellering wel enige match moeten vertonen. Dit is deze studie niet het geval. In 2016 is er een studie uitgevoerd door Olfascan en ILVO ‘Geuremissies en hinder in de Nederlandse varkenshouderij’ (2016). (In opdracht van de Nederlandse Vakbond Varkenshouders.) In deze studie bij varkens was de match tussen olfactometrie en snuffelploegmetingen veel beter. De resultaten lagen niet zo ver uit elkaar.

In de studie met snuffelploegmetingen is de contour van 1se/m³ vrij zeker. Deze wordt bovendien bevestigd door de veldwaarnemingen. Bij een geurconcentratie van 1se/m³ wordt de geur nog net waargenomen, maar is er geen sprake van hinder.

Alle andere (en hogere) geurconcentraties worden berekend op basis van het model. Hier is de onzekerheid groter. Deze waarden zijn wel belangrijk om de verwachte hinder te kunnen inschatten. Bovendien zijn voor vleeskippen de hinderniveaus niet specifiek bepaald. De grenswaarden werden bepaald voor varkens en overgenomen voor kippen. 

Hoe verder?

De grote discrepantie tussen odourunits en snuffeleenheden roept heel wat vragen op. We vermoeden dat we vandaag een aantal factoren niet in beeld hebben, die dit verschil zouden kunnen verklaren.
Bovendien lopen er momenteel - of zullen opgestart worden - onderzoeken die bijkomende antwoorden zouden kunnen geven.

De resultaten uit deze geurstudie pleiten er voor om met een hoger emissiecijfer te rekenen dan de 0,33 OUE/s. Anderzijds is het belangrijk om de nodige voorzichtigheid aan de dag te leggen, omdat de lopende onderzoeken nog nieuwe inzichten zullen opleveren en het huidig gehanteerde cijfer van 0,33 OUE/s ook gebaseerd is op onderzoek volgens een algemeen erkende methode (olfactometrie).

Op basis van bovenstaande elementen wil de deputatie van de provincie West-Vlaanderen als vergunningverlenende overheid haar verantwoordelijkheid nemen. Ze zal voortaan rekenen met een hoger emissiecijfer bij vergunningsdossier voor vleeskippen. De deputatie wil hierbij uitgaan van een redelijk gemiddelde.

Voor de bepaling van de dit redelijk gemiddelde hanteert de deputatie het voorzichtigheidsbeginsel als belangrijk uitgangsprincipe om te vermijden dat bij nieuwe inzichten er een forse bijstelling zou moeten gebeuren.

Ze houdt rekening met de volgende elementen, zijnde:

  • De resultaten uit de eigen studie
  • Een evaluatie van de resultaten uit de studie
  • Het huidige gehanteerde Vlaamse geuremissiecijfer
  • De vele onzekerheden, die erop vandaag nog bestaan
  • De onduidelijkheden die er bestaan rond de factoren die bepalend zijn voor de hoogte van de geuremissie
  • De lopende of op te starten onderzoeken, die bijkomende inzichten zullen verschaffen.
  • De zorg dat geurhinder aanvaardbaar moet zijn voor de omwonenden
  • Het streven naar een leefbaar platteland
  • Het recht op ondernemen

Dit leidde tot de beslissing van de deputatie (15/10/2020) om een geuremissiecijfer te hanteren van 0,77 se/s.dierplaats voor een geurmodellering van het individuele bedrijf, gerekend met een ventilatiedebiet uit de studie van 1,84 Nm³/h.

Belangrijk om hier te vermelden dat dit emissiecijfer van 0,77 se/s.dierplaats wel degelijk gehaald wordt door 1 bedrijf uit de studie. Dit cijfer is bovendien meer dan een verdubbeling ten opzichte van 0,33 ouE/s.

Deze werkwijze moet de provincie West-Vlaanderen toelaten om een betere beoordeling te maken van de geurimpact bij de vergunningverlening bij vleeskippen. Dit kan en zal uiteraard steeds bijgesteld worden in functie van het resultaat van bijkomend onderzoek.

Naar minder geurimpact bij vleeskippen

Samen met andere partners en in het bijzonder binnen het kader van VEMIS investeren/werken de provincie West-Vlaanderen en Inagro in/aan bijkomende onderzoeken en projecten om geur aan te pakken bij vleeskippen:

• De provincie West-Vlaanderen verleent een projectsubsidie aan het ILVO om geuronderzoek bij vleeskippen op te starten (strategieën in voeder en ventilatie – impact op geuremissies bepalen)
• Inagro is partner in het project KuikEMIS 2.0, ingediend bij VLAIO door ILVO met onder andere geuronderzoek bij vleeskippen.
• Inagro is partner in een project, ingediend door het proefbedrijf pluimveehouderij, om een operationele groep op te richten rond geur bij vleeskippen.

Deze projecten moeten meer inzicht geven in het ontstaan van geuremissies en welke maatregelen geur verder kunnen verminderen.

Werkwijze provincie West-Vlaanderen voor vergunningsdossiers vleeskippen

  • De vergunningsaanvragen bevatten geurstudies of MER-rapporten, opgemaakt volgens de Vlaamse regelgeving en kaders (basis is 0,33 OUE/s). Dit blijft zo.
  • De deputatie neemt de richtinggevende beleidslijn aan voor de beoordeling van dossiers omtrent vleeskippen dat zij:
    • alle aanvragers zal verplichten om een bijkomende geurmodellering op niveau van het individuele bedrijf uit te voeren op basis van 0,77 se/s.dierplaats met een ventilatiedebiet van 1,84 Nm³/h
    • alle aanvragen zal beoordelen, rekening houdende met deze bijkomende geurmodellering
    • Deze bijkomende modellering moet een beter beeld geven van de impact van het bedrijf op zijn omgeving.

Lieven Louwagie
Provincie West-Vlaanderen
27 11 2020

Geurhinder bij vleeskippenbedrijven verdere aanpak 15 oktober 2020.pdf184,8 Kb(pdf)

Naar top